home | het wilde oog | architectuur | beeldende kunst | performance | vormgeving |
beuys
| projecten | contact

het wilde oog in de pers

Recensie:

De regisseur is een architect, is een vj, is een alchemist.

Op 26 september 2006 vond in Utrecht de workshop 'Dramaturgisch schrijven & vormgeven op de vloer' plaats. De workshop, een initiatief van Theaterwerk NL, werd gegeven door Hans Lemmerman en Inge van Run. Zij vormen samen theateratelier Het Wilde Oog. Veertien deelnemers, variërend van docenten drama tot een personeelsconsulent, hebben een dag lang de vergeten hoekjes van hun verbeelding afgezocht.

De foto en de tijd.

Op de foto zien we een oude vrouw in Spakenburgse klederdracht. We kennen het beeld: de zwarte rokken, de gekleurde kraplap, de blote onderarmen. Maar dan blijft het oog ineens haken bij de zilveren dansmuiltjes aan haar voeten. Zilveren dansmuiltjes? Nu gaat het beeld leven, deze dame van 80 jaar, welke fantasieën heeft zij? Droomt zij ervan om te gaan dansen, om uit de band te springen? Hoe zou ze er eigenlijk uit gezien hebben als jong meisje? Hoe kijkt zij naar hedendaagse mode? Als zij kledingadvies zou mogen geven, hoe zou ze Máxima kleden? Of Madonna?

Deze en andere foto's van drie Spakenburgse vrouwen -Corrie, Wijmpje en Hendrikje- vormen het vertrekpunt voor de workshop 'Dramaturgisch schrijven & vormgeven op de vloer'. Hans Lemmerman en Inge van Run laten deze dag zien hoe cultureel erfgoed een bron kan zijn voor het creëren van theatraal materiaal. De hier beschreven foto is door hen in scène gezet en onthult een typische Het Wilde Oog-strategie. Door een schijnbaar eenvoudige ingreep te doen in een beeld dat we denken te kennen 'opent' dat beeld zich: we gaan naar binnen, duiken in het verleden, verbinden dat met ons heden. Kortom, we kijken met nieuwe ogen.

Deze workshop en andere projecten van Het Wilde Oog staan in het teken van een onderzoek naar het genre van de 'theatrale documentaire'. Een documentaire legt een verleden vast en is gebaseerd op een vraag die gesteld wordt aan dat verleden. Het beschrijft iets vanuit een persoonlijke invalshoek en toont ons iets dat al bestaat, iets dat er al is. Dat tonen wordt gekaderd door een bepaalde blik, in dit geval de blik van de camera. Al deze kenmerken spelen in de werkwijze van Het Wilde Oog een rol. Zij stellen vragen aan mensen of voorwerpen die we tot het cultureel erfgoed rekenen en verbinden dat vervolgens met een persoonlijk cultureel verleden en heden. De antwoorden op die vragen leveren een scala aan verhalen, beelden en bewegingen op: rijk materiaal voor theatrale composities.

Sporen trekken.

Mooie woorden, maar hoe vertaalt zich dat in een werkwijze voor het amateurtheater? In het ochtendprogramma krijgen we een eerste antwoord op deze vraag en worden we ingewijd in de kunst van het vragen stellen. De kunst bestaat uit het formuleren van vragen, die uitnodigen tot fantasievolle antwoorden. Vragen die niet te anekdotisch zijn, maar waar 'een beetje vlees omheen zit', aldus Hans Lemmerman. Vragen als 'Als je Corrie (of Wijmpje of Hendrikje) zou vragen een jaar lang iets te verzamelen, wat zou je haar dan laten verzamelen? Hoe zou zij haar eerste schooldag hebben ervaren? Maar ook: Hoe heb jij je eerste schooldag ervaren? En wat had je graag willen ervaren? Zo wordt telkens een verbinding gemaakt met de eigen persoonlijke biografie. En dat levert soms ontroerende verhalen op, zoals het verhaal van een jongen die totaal wordt overvallen door de onbekende nieuwe school, in de grote stad, en de eerste les waar hij tot overmaat van ramp ook nog in het Engels wordt aangesproken. Wat had hij graag gewild dat er een spandoek met 'Welkom Bart' aan het schoolgebouw had gehangen.

Aan dit soort verhalen ontlenen Hans Lemmerman en Inge van Run hun materiaal: het beeld van een jongen die een spandoek met 'Welkom Bart' ophoudt zou zo een ingrediënt kunnen zijn in één van hun theatrale composities. Als toeschouwer weet je niet waar dat beeld vandaag komt, maar je voelt dat het betekenis heeft voor degene die het spandoek ophoudt en dát wordt de ervaring van het kijken. Die ervaring ontstaat vooral bij verhalen waarin een zekere wrijving bestaat: dit is het spandoek wat ik graag had willen zien maar dat er nooit is geweest. Het Wilde Oog is kortom op zoek naar 'persoonlijk wrijvingsmateriaal'.

Het aanleggen van een persoonlijke biografie betekent bij Het Wilde Oog- anders dan Stanislavsky's op het personage gerichte 'psychologisch geheugen'- het verzamelen van scharnierende beelden, muziek en beweging: een vlek op een jurk, een hoofd dat jeukt. De inzet van persoonlijk materiaal is volgens Het Wilde Oog een benadering die juist in het amateurtheater heel goed tot haar recht kan komen.

De alchemie van het theater.

In het middagprogramma gaan de deelnemers als spelers de vloer op en wordt er gewerkt aan compositie en montage. Ook hier speelt 'wrijving' een rol. Zo krijgt één van hen de opdracht foto's van ouderen in een vierkant uit te leggen, terwijl achterop de vloer een ander in enigszins verwrongen positie een roze wasmand boven zijn hoofd ophoudt. Dat lijkt niets met elkaar te maken te hebben, maar wanneer de eerste een verhaal vertelt over een onaangenaam verjaardagscadeau, zien we de beleving van dat verhaal als het ware doorwerken in het krampachtige ophouden van de wasmand. De werking ontstaat echter alleen wanneer de spelers hun spel niet teveel invullen, maar neutraal, in woorden van Lemmerman en van Run, 'documentair' handelen. In hun aanwijzingen voor de spelers zijn ze dan ook vrij strikt: 'Componeer het beeld met de concentratie en het ruimtelijk bewustzijn van een beeldend kunstenaar, ga niet iets naspelen maar voer alleen de handeling uit, zoals een mimespeler'. De esthetische vorm, het zoeken naar zuiverheid in handelingen en ruimtelijke composities, vormt zo een belangrijk tegenwicht voor het persoonlijke materiaal.

Met hun werkwijze putten Hans Lemmerman en Inge van Run zelf ook uit cultureel erfgoed. De wijze waarop zij componeren en monteren roept associaties op met beeldend kunstenaars die we tot het kubisme of surrealisme rekenen. Kunstenaars die het kijken ontregelden door een stukje werkelijkheid in een schilderij te plaatsen (bijvoorbeeld de krantenknipsels in de collages van Georges Braques), of de relatie tussen tekst en beeld ter discussie te stellen (denk aan Magritte's 'Ceci n'est pas une pipe').

Op vergelijkbare wijze zet Het Wilde Oog persoonlijk of cultureel erfgoed (werkelijkheid) op het toneel en ga je daar 'nieuw' naar kijken doordat het materiaal vervolgens wordt getransformeerd of in een nieuwe context wordt geplaatst. Verder zijn er nog vele andere bronnen te ontdekken. De vele verwijzingen naar film en documentaire zijn daar een voorbeeld van. In de spelinstructies horen we de echo van verworvenheden uit de mime en de performance. In de regieadviezen wordt weer een ander palet zichtbaar: organiseer de ruimte als een architect, monteer als een vj, transformeer als een alchemist. Voor enkele deelnemers is het palet wat al te bont van kleur; hoe vind je temidden van al die mogelijkheden een houvast? En hoe maak je dat 'herhaalbaar'? Het Wilde Oog geeft geen antwoorden. Wat telt, zo wordt deze dag wel duidelijk, is het persoonlijke antwoord.

Aan het eind van de middag komen de vele lijnen die deze dag zijn uitgezet mooi bij elkaar. In opperste concentratie maken vijf mensen met zout patronen op een donkerblauw Spakenburgs tafelkleed, naar een voorbeeld van een witte gehaakte Spakenburger muts. Hierbij wordt begrafenismuziek opgezet. Na een moment van aandachtig luisteren trekt één van hen het kleed weg -want ook in de esthetiek moet af en toe de fik gezet. Het zout verstuift, het beeld is leeg. De actualiteit van de persoonlijke betrokkenheid, associaties met de vergankelijke zandschilderingen van de Aboriginals, het besef van het verdwijnen van het Spakenburgs cultureel erfgoed: het levert een wonderschone rijkdom aan ervaringen op.

In zijn bundel 'De werkelijkheid' herontdekt schrijver/journalist Bas Heijne de noodzaak van kunst die een verbinding aangaat met de maatschappij. Eén van de manieren om dat te doen, schrijft hij, is je verbinden met je geschiedenis, met een gezamenlijke geschiedenis. Hoe betekenisvol zijn observatie is, heeft deze workshop zeer duidelijk gemaakt. Cultureel erfgoed is niet alleen een bron van kennis, maar genereert ook vonken voor de verbeelding.

Liesbeth Groot Nibbelink, de Theater NV, december 2006.

terug naar pers | terug naar ‘Dramaturgisch schrijven & vormgeven op de vloer’